Header
AgendaLinkedin
Kansen voor de Nederlandse maakindustrie

Kansen voor de Nederlandse maakindustrie

In het december nummer van de De Nederlandsche Bank (DNB Magazine nr. 4, 2012) is een essay van Martin van Pernis gepubliceerd onder de titel "Kansen voor de Nederlandse maakindustrie". "Laten we de huidige generatie studenten voldoende ruimte geven : door initiatieven aan te moedigen en constructief om te gaan met mislukkelingen", zo bepleit hij. Je hoort nogal eens verkondigen dat Nederland een handelsland zou zijn en geen industriële of technische traditie zou hebben. Dit is baarlijke nonsens. Kijk eens naar de Gouden Eeuw. Daarop zijn verschillende visies. Sommigen schrijven onze succesverhalen toe aan onze handelsgeest, terwijl anderen juist wijzen op de technologische uitvindingen en de toepassingen daarvan in de Nederlandse vloot. Een citaat van de schrijver R.F. Marx illustreert dat:

“Niet alleen door hun grote aantal schepen konden de Hollanders een einde maken aan de Portugese maritieme overheersing van Oost-Indië, maar ook doordat zij betere schepen, geschut en bemanningen hadden.”

In technisch opzicht waren de Lage Landen hoog boven concurrerende naties verheven. We hadden kanonnen die verder schoten dan de Spaanse; we konden beter met buskruit omgaan omdat we een chemische oplossing hadden bedacht voor de ontmenging van kruit. En misschien wel het allerbelangrijkste was de fluit, een vaartuig dat rond 1590 in Nederland werd ontwikkeld. Het was een rank en snel schip dat maar tien koppen vergde tegen dertig op elk vergelijkbaar schip. De fraaie grachtenpanden in Amsterdam, Zierikzee, Gouda en andere steden getuigen niet alleen van visie en leiderschap in de top van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en van een pioniersgeest die onder de hele bevolking aanwezig was, maar minstens evenzeer van het feit dat Nederland in die periode op technisch gebied domineerde.

De maakindustrie, die ik verder industrie zal noemen, is van essentieel belang voor de ontwikkeling van een land. Bepalend voor de mate van industrieel succes zijn de omvang en de inhoud van de toegevoegde waarde. En die meerwaarde creëer je niet zomaar. Daarvoor zijn meerdere elementen nodig, zoals goed onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, ondernemerschap en financiering.

 

Ondernemersbloed

Op het gebied van ondernemerschap heeft Nederland geen slechte positie. Als klein land, ingesloten tussen grotere landen, beschikken wij over een goed opleidingsniveau en een adequate infrastructuur. Toch zijn er kanttekeningen te plaatsen bij de vraag of we die positie optimaal benutten. Anders dan de Amerikanen kunnen wij genieten van mislukt ondernemerschap en hebben slechte cijfers of een faillissement een aanzienlijk grotere kans op een sappig persbericht dan de succesverhalen. Aan de andere kant hebben we de neiging om succesvolle ondernemers of hun ondernemingen te kwalificeren als uitbuiters, zonnekoningen en meer van dergelijke begrippen. Hierin zullen we verandering moeten aanbrengen. Als optimist ben ik ervan overtuigd dat de huidige generatie studenten in toenemende mate de ondernemersgeest bezit. Natuurlijk daarbij ‘geholpen’ door de economische crisis en de oplopende werkloosheid, maar er zit nieuw ondernemersbloed in.

Een mooie illustratie hiervan zijn de zogenaamde CEO-lezingen in Delft, Eindhoven en Twente. In een gesprek dat ik als president van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, KIVI NIRIA, met studenten in Eindhoven had, kwam hun wens naar voren om te sparren met CEO’s die het in hun ogen gemaakt hebben. Het resultaat was een serie gastcolleges waarbij zo’n 150 tot 200 studenten en docenten sparren met een CEO van een grote Nederlandse onderneming. Ook het aantal start-ups geeft aan dat de nieuwe generatie over voldoende ondernemersbloed beschikt.

Het is van essentieel belang dat we deze generatie voldoende ruimte geven in de vorm van appreciatie voor hun initiatieven, financiële ruimte om te kunnen starten en hulp bieden waar nodig, maar vooral ook een constructieve reactie op eventuele mislukkingen. Dat laatste vooral om het geleerde in een volgend initiatief te kunnen gebruiken.

Het is een goed teken dat de regering in overleg met de sociale partners besloten heeft de Kamers van Koophandel (let op de naam!) in hun huidige vorm te vervangen door een nieuw initiatief van de Ondernemerspleinen, waarin ook innovatiemakelaar Syntens wordt geïntegreerd. Het is voor mij een eer om als voorzitter van de nieuwe Raad van Toezicht een bijdrage te mogen leveren aan dit initiatief.

 

Onderwijs

Goed onderwijs is essentieel voor goed ondernemerschap. Dat klinkt eenvoudig, maar dat is het niet. Een goed onderwijssysteem dient ervoor te zorgen dat we op alle niveaus voldoende gekwalificeerde mannen en vrouwen afleveren, die gezamenlijk de economische groei kunnen realiseren. En groei betekent niet alleen meer van datgene wat we nu al doen. Groei, zeker op de lange termijn, vraagt  vooral om nieuwe initiatieven, activiteiten en bedrijvigheid.

Vaak hoor ik vanuit het bedrijfsleven het verwijt dat ons onderwijssysteem onvoldoende rekening houdt met de behoeftes van de bedrijven. Hoezeer dit wellicht terecht is, het is van eminent belang dat de opleidingen hun leerlingen en studenten voldoende generieke kennis bijbrengen, naast de meer specifieke, applicatiegerichte kennis. De applicaties en toepassingen van morgen zijn ongetwijfeld anders dan die van vandaag, maar geënt op dezelfde basiskennis. Zonder die basiskennis zullen vernieuwingen niet tot stand komen.

Zelf mocht ik een commissie leiden voor het technisch- en natuurkundig hbo, waarin we dit punt nadrukkelijk gemarkeerd hebben. Vergelijkbare signalen komen uit studies bij het vmbo en mbo. Het is wel noodzaak dat er meer lijn in de verschillende initiatieven komt, een rode draad die de gehele keten versterkt. Meer aandacht zal ook nodig zijn voor de toppers, de voorlopers. Excellente leerlingen en excellente prestaties moeten meer waardering krijgen.

Ten slotte nog een opmerking over de nogal eens verguisde docenten en lectoren. Om het onderwijs kwalitatief op orde te houden, en verder te verbeteren, is het noodzaak om deze beroepen de waardering te geven die het belang van de functies weerspiegelt. Dat geldt in vele opzichten: financieel, maar ook in status. Alleen dan zal de interesse in en de kwaliteit van het vak, en daarmee van het onderwijs, voldoende kunnen bijdragen aan de groei van de economie.

 

Onderzoek en ontwikkeling

De toegevoegde waarde van een land dan wel onderneming zit niet alleen in de behaalde winst, maar bovenal in de meerwaarde die het realiseert met de kennis uit eigen keuken. Hoe unieker die kennis is, hoe beter het land of de onderneming kan functioneren. En dat betekent geld verdienen en groei mogelijk maken. Nederland neemt op de innovatieschaal een mooie plaats in en is de laatste jaren zelfs iets gestegen. Nog afgezien van de veelal onduidelijke criteria van dergelijke schalen en het feit dat je altijd wel een onderzoek vindt waarin je goed hebt gescoord, kun je met schalen en scores op papier alleen geen geld verdienen of je positie daadwerkelijk verbeteren. Onderzoek en ontwikkeling worden nogal eens aangeduid met de term innovatie. De betekenis daarvan is ongetwijfeld vernieuwing, maar het zegt niets over de inhoud ervan. In Nederland kennen we inmiddels een rijke historie aan innovatie-initiatieven. U kent ze, de initiatieven van de overheid, met aan het hoofd de minister van Economische Zaken of zelfs de minister-president. De initiatieven wijzigen echter per regeringsperiode en dat betekende in de afgelopen jaren dat een flink aantal van dit soort initiatieven het levenslicht zag. Zo is het innovatieplatform van Balkenende vervangen door het Topsectorenbeleid van Verhagen. En ongetwijfeld zal Rutte II een nieuw initiatief lanceren.

Het zijn vast en zeker goede intenties, maar de vraag is of de overheid dit soort innovatie-initiatieven zou moeten leiden. Mijn voorkeur zou het hebben als de overheid zich beperkt tot een uitsluitend faciliterende rol: om bedrijfsleven en kennisinstellingen te stimuleren én in staat te stellen om meer en nog betere ontwikkelingen te genereren. Waar voor de overheid wel een belangrijke rol is weggelegd, is de stimulering van generiek onderzoek. Vrijwel alle echt nieuwe ontwikkelingen komen voort uit de al dan niet bedoelde toepassingen op basis van generiek onderzoek. Hoe breder wetenschappelijk onderzoek er wordt gedaan, hoe groter de kans op unieke, meer applicatiegerichte uitvindingen. In die zin pleit ik voor het Duitse systeem. De Duitse overheid investeert sterk in een aantal wetenschappelijke topinstituten. De industrie, van groot tot klein, kan over de onderzoeksresultaten beschikken en ontwikkelt op basis daarvan nieuwe systemen, producten en toepassingen. Het door de Duitse bondskanselier Angela Merkel ingezette en steeds herhaalde credo ‘Made in Germany’ is door de simpelheid een krachtig voorbeeld van het stimuleren van economische groei op basis van toegevoegde waarde.

 

Financiering

Er wordt nogal eens naar de overheid gewezen als het gaat om de kosten van onderwijs en onderzoek. Toch draagt de Nederlandse overheid meer bij aan de ontwikkeling van kennis dan het bedrijfsleven. Het totale bedrag is echter kleiner dan in de ons omringende landen. Kennelijk is die relatief grote bijdrage van de overheid te weinig stimulerend om bedrijven de portemonnee te laten trekken. Nog onlangs bleek dat de binnen de topsectoren gecreëerde Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) er nog niet in slagen om de cofinanciering van de private sector rond te krijgen. De beoogde korting op de eerder toegezegde overheidsbijdrage voor innovaties zal de lust bij het bedrijfsleven zeker niet bevorderen. Deze systematiek heeft dus kennelijk onvoldoende stimuleringskracht.

Een rol speelt hierbij wellicht de onnodig vergaande bemoeienis van de overheid met de ontwikkelingsagenda zelf. Bedrijven ervaren deze bemoeienis als beknellend en aarzelen daarom mee te doen. Stimulerend zijn evenmin de voortdurende wijzigingen en de steeds wisselende hoeveelheid beschikbaar geld. Dit brengt mij op hetzelfde punt als bij het onderwijs en de innovatie: overheid, beperk je financiële bijdrage tot de meer generieke ontwikkelingen, die je vervolgens aan het bedrijfsleven ter beschikking stelt. Ondernemingen kunnen deze ‘goedkope’ kennis verder ontwikkelen en vervolgens private financiering binnenhalen. De angst dat ‘Brussel’ ons kan betichten van niet-toegestane staatssteun is veel gehoord, maar is lang niet altijd terecht.

 

Europa

Ten slotte nog een enkele opmerkingen over Europa en onze rol daarin. Heel belangrijk voor ons land is de export, die sterk gedomineerd wordt door de toeleveringsindustrie en met name op Duitsland is gericht. Van nog groter belang is onze centrale rol in de wederuitvoer vanuit Europa naar andere continenten.

Een krachtig Europa, met een bundeling van de specifieke bedrijvigheden van de lidstaten, biedt geweldige kansen. Europa vormt negen procent van de wereldbevolking, maar produceert nu al 25 procent van het wereld bbp en heeft daarmee een uniek uitgangspunt. Het probleem, behalve het ontbreken van voldoende eenheid en samenwerking, is dat onze sociale uitgaven bij elkaar 50 procent van het wereldtotaal vormen. Wanneer we daarin een betere balans aanbrengen, en dat zal moeten, zal Europa, en daarmee Nederland, in de toekomst het meest succesvolle continent zijn.

 

Artikel in Cobouw - november 2014

Habitat for Humanity is een wereldwijde organisatie met als missie mensen een betere toekomst te bieden met een degelijk en veilig huis als basis. Martin van Pernis is als enige jaren betrokken bij deze organisatie door zitting te hebben in het Comité van Aanbeveling voor business reizen die Habitat organiseert. In 2015 versterkt hij de banden met de organisatie door als voorzitter in de Raad van Commissarissen plaats te nemen. De volgende business reis staat trouwens alweer gepland : dit keer naar El Salvador in april. Klik hier om het Cobouw interview te lezen met van Pernis en van Ziel over hun ervaringen in 2014 tijdens de business reis in Cambodja.

Nieuwjaarsreceptie 2015 KIVI

Op 7 januari 2015 werd in Den Haag de jaarlijkse nieuwjaarsreceptie gehouden van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI). Leden en relaties waren uitgenodigd om het glas te heffen op een succesvol 2015.

Via de onderstaande link komt u direct op de website van KIVI en kunt u de speech van Martin van Pernis lezen: https://www.kivi.nl/CM/PAG000011110/Nieuwjaarsreceptie-2015.html

 

Artikel in Cobouw, 15/17 februari 2014

"Maak werk van regelbrij van overheid":  in de Cobouw nummer 30, het dagblad van de bouw, is een artikel gepubliceerd van Martin van Pernis. De voorzitter van Vernieuwing Bouw doet hierin een oproep om het aantal regels in de bouw te verminderen. Via de link http://www.cobouw.nl/nieuws/algemeen/2014/02/15/maak-werk-van-regelbrij-van-overheid kunt u het hele artikel lezen.

Interview in NEN Magazine november 2013

In het NEN Magazine van november 2013 is een interview met Martin van Pernis te lezen. In deze publicatie geeft hij aan dat internationale standaardisatie enorm belangrijk is. Belangrijk voor bedrjven om te kunnen exporteren, maar veel bedrijven zien in eerste instantie het belang er niet van in. Het initiatief voor standaardisatie komt vaak uit één hoek en vervolgens moet je er heel veel power in steken om het van de grond te krijgen. Het hele interview is via deze link te lezen.  

 

 

Publicaties Technisch Weekblad

Column Technisch Weekblad nr 49 2014  - Start Ups

Column Technisch Weekblad nr 45 2014 - Nederlandse ingenieurs en de aanpak van klimaatverandering

Column Technisch Weekblad nr 40 2014 - Fileleed

Column Technisch Weekblad nr 36 2014 - Vakantie

Column Technisch Weekblad nr 28/29 2014 - Het Noorden en het Europese hogesnelheidsnetwerk

Column Technisch Weekblad nr 24 2014 - De excellente Nederlandse maakindustrie

Column Technisch Weekblad nr 14 2014 - Geef werkend Nederland vertrouwen terug

Column Technisch Weekblad nr 10 2014 - Meid kiest techniek...

ColumnTechnisch Weekblad nr 4 2014 - Olympische Spelen en de Hannover Messe

Column Technisch Weekblad nr 44 2013 - Industriepoort

Column Technisch Weekblad nr 27 2013 - Stimuleer de utiliteitsbouw

Column Technisch Weekblad nr 23 2013 - The world is changing, associations aren't

Column Technisch Weekblad nr 18/19 2013 - Ingenieurs en discussie schaliegas

Column Technisch Weekblad nr 13 2013 - Techniekpact

Column Technisch Weekblad nr 8/9 2013 - Spoorinfrastructuur en rollend materieel 

Column Technisch Weekblad nr 4 2013 - Technisch Onderwijs

 

 

 

 

CM.com naar de beurs

 

CM.com naar de beurs!

Op 20 februari 2020 is CM.com uit Breda genoteerd op de Amsterdamse effectenbeurs. Hierbij is gebruik gemaakt van het bestaande beursfonds van de Dutch Star Company One. De 120 aandeelhouders waren om 00.00 uur in de nacht van 20 op 21 februari verbonden aan CM.com. Rond de beursgang vormde CM.com in het najaar van 2019 een eigen raad van commissarissen. Martin van Pernis, tot dan president-commissaris van CM Payments, werd gevraagd de RvC van CM.com voor te zitten. Er werd in de maanden daarna een nieuwe raad gevormd, welke direct op 20 februari werd benoemd door de aandeelhouders. In april 2020 heeft Van Pernis het voorzitterschap van CM.Payments overgedragen aan Annika Galle. Van Pernis blijft wel aan als lid van de RvC van CM Payments.

Toespraak KIVI Dag van de Ingenieur 2020

Dames en Heren, zeer veel dank voor de uitnodiging voor deze dag en ik ben zeer vereerd met het ere lidmaatschap van het Koninklijk Instituut van ingenieurs, wat ik zojuist in ontvangst mocht nemen. Ik wil vanmiddag met u kort ingaan op 3 onderwerpen. In de eerste plaats, wie ben ik en wat doe ik, dan over de rol van de ingenieur in de samenleving en ten slotte over onze vereniging.
Persoonlijk,
Na mijn studie elektrotechniek werd ik benaderd door de drie van de vier ondernemingen, waar ik mijn praktisch jaar had doorgebracht, om in dienst te komen. De keuze viel op het Siemens concern, waar ik de veertig jaar zou volmaken. Ik heb in die periode kennis gemaakt met het brede spectrum aan technieken waarin Siemens actief was. We bouwden energiecentrales, spoorlijnen, treinen en trams, gebouwinstallaties, verkeerssystemen, medische technologie, en noem maar op. Een geweldige tijd, met elke vier jaar een andere uitdaging. Heel veel landen heb ik in die periode gezien. In 1996 trad ik toe tot het bestuur van Siemens Nederland, waar ik in 2002 voorzitter werd. Van 2005 tot 2010 mocht ik ook de supervisie over de landen in Noord-West Europa voeren. Al in mijn Siemens periode vervulde ik veel toezichthoudende functies. Dat liep van president-commissaris bij Dutch Space, wat ik verkocht aan EADS, het latere Airbus, Batenburg, Feyenoord, GGZ Delfland, en andere ondernemingen.
Dit ging door na mijn pensionering en nog altijd ben ik president commissaris bij Aalberts, bij CM.com (recent naar de beurs gebracht), bij Sacon, bij Coolback, bij ASMI, bij G4S Nederland, en heb ik bestuursfuncties bij het Rotterdams Philharmonisch, Habitat for Humanity, de Koning Willem 1 Stichting, waar ik juryvoorzitter ben, zit ik de deskundigencommissie voor van de MIT Zuid Holland subsidie regeling en een reeks andere stichtingen en organisaties.
Ook fuseerde ik in die periode twee ziekenhuizen in Rotterdam en Schiedam. In 2010 werd ik president van het KIVI, wat ik twee periodes deed tot 2016. Ik kom daar later op terug. Tot zover mijn persoonlijke CV. U ziet dat ik mij nog niet verveel en de geraniums nog bij de bloemist staan.
de ingenieur in de samenleving.
Ik meen te mogen zeggen, waar ik mijn leven te midden van ingenieurs heb doorgebracht, de typische eigenschappen van de gemiddelde ingenieur te kennen. Daar waar u het niet met mij eens bent, moet u aannemen dat u, een van de uitzonderingen bent. De ingenieur is introvert, volop bezig met zijn wetenschap, en gaat ervan uit dat anderen daar weinig van begrijpen. Bij hem gaat de techniek voor alles en is al het andere minder belangrijk. Misschien met uitzondering dan, van zijn of haar partner. Dat heeft voor een deel met de keuze om ingenieur te worden, te maken, maar ook met de opleidingen aan de TU’s en de HBO instellingen. Te weinig aandacht is er voor niet technische
vakken als economie, rechten, sociale vaardigheden, internationale samenwerking en noem maar op. Opvallend is dan ook dat veel technische ondernemingen worden geleid door niet-technici. Kijken we naar de participatie van ingenieurs in de politieke partijen, de eerste en tweede kamer en de regering dan is het tellen daarvan een extreem eenvoudige zaak. Het is hooguit een handje vol.
Toen in in het beging van deze eeuw in China was, bestond de regering of zo u wilt het partijpresidium uit 18 ingenieurs op een totaal van 19 leden. Ik wil niet graag het Chinese partijregiem als voorbeeld voor ons nemen, maar het maakt wel duidelijk dat een land in opbouw iets anders nodig heeft. Wij zijn beland in partij gekonkel, populisme bij politici en uitblijvende beslissingen om belangrijke investeringen te doen. Toen we mede vanuit KIVI de bijeenkomsten tussen politici en zakenleven in Nieuwspoort starten, bleken maximaal twee Kamerleden op de uitnodigingen in te gaan, waardoor een echte dialoog ontbrak. Ik roep dan ook de ingenieurs op om veel actiever te worden in de politiek, en dan niet alleen lokaal in het dorp of de stad, maar juist ook in de landelijke politiek.
In de politiek zien we te vaak beslissingen welke gebaseerd zijn op de technische oplossingen van gisteren en vandaag, terwijl besluiten zouden moeten genomen worden op basis van mogelijke en noodzakelijke oplossingen in de toekomst.
Dat geldt ook voor de klimaatdiscussie. Investeren in de toekomst betekent wetenschappers de kans te geven om oplossingen te creëren voor de problemen waarmee we geconfronteerd worden. Of het gaat over het stoppen met de gasproductie, de klimaatdiscussie, of de Pfas problematiek. Te veel lijkt het op paniekvoetbal, resulterend in ad hoc beslissingen, veelal nog verzwakt door de eindeloze compromis politiek, wat het hebben van zo veel partijen in de volksvertegenwoordiging, automatisch met zich mee brengt. Daar waar we ons wel ergeren aan deze primitieve besluitvorming, grijpen we niet in, en is de animo van ingenieurs om zich in de politieke arena te storten nog altijd gering. Mag ik een paar voorbeelden noemen. In 2007, 2008 werd de gasproductie in Groningen tot ongekende hoogte gebracht. Mooie business voor mijn onderneming, omdat steeds weer de compressoren welke de druk op het gasveld zetten om het gas te winnen, moesten worden uitgebreid. Maar toen al waarschuwden geologen dat het niet verstandig was het gas met deze snelheid aan de aarde te onttrekken. Maar het vullen van het begrotingsgat kreeg prioriteit.
De meer recente Pfas problematiek leidde tot een besluit voor een mimimaal toelaatbare waarde, welke een flink deel van de net opbloeiende bouw activiteiten deed stagneren. Enige onderbouwing van deze waarde was er niet. Terwijl wij een onrealistisch plan lanceren om woningen gasloos te maken, worden in Duitsland en Oostenrijk gasnetten aangelegd en aansluitingen gesubsidieerd. Ja, gasloos is mogelijk, maar praat eerst eens met ingenieurs om te kijken wat een realistische termijn is, en niet eerst besluiten en dan horen dat het niet gaat. Om nog maar niet te spreken over het gejojo met de snelheden op de weg. Veel geld gaat hiermee verloren, wat beter in onderwijs of de zorg had kunnen gaan. Ik klink wellicht wat pessimistisch, maar feitelijk is dit een soort politiek voeren welke ontstaat omdat we geen echte problemen hebben. Als die er zijn, dan lijkt onze regering plotseling wel alert en kunnen we snel handelen. Een dijkdoorbraak in Nederland doet wonderen. Het opduiken van Corona gevallen leidt tot een snelle en adequate aanpak. De Nederlanders staan bekend om hun inprovisatievermogen. Als we dat nu eens gebruiken in die situaties waarin er geen of nog geen urgentie is, kunnen we een stuk effectiever worden.
Op het gebied van de educatie lijkt het goed om het curriculum van de technische opleidingen eens tegen het licht te houden. Met een aantal collega’s, verzameld in de commissie “Van Pernis”, mocht ik in 2012 het hoger technisch en natuurkundig beroepsonderwijs van adviezen voorzien. Het doel was het technisch onderwijs aantrekkelijker en beter te maken en het aantal technische ingenieurs
van 1,6 op 10 naar 4 op tien te brengen. Goed was om te zien dat vele HBO instellingen dat advies volgden en er een aanzienlijke groei van het aantal technische studenten heeft plaats gevonden. We zijn er echter nog steeds niet. Aan onze drie TU’s is veel veranderd. Toch pleit ik daar voor toevoeging en versterking van het pakket niet technische vakken aan het portfolio, ook als dat de studieduur met een jaar zou moeten verlengen. We kunnen er nog betere ingenieurs van maken, die naast hun mogelijkheden in de wetenschap en de industrie ook in andere sectoren een wezenlijke bijdrage kunnen leveren.
Ik ben iemand die een leven lang in de industrie heb doorgebracht. Ik heb gezien hoe veel landen een industriepolitiek hebben ontwikkeld. Is het niet merkwaardig das pas recent Mona Keizer als minister van economische zaken het woord industrie politiek heeft uitgesproken en er daadwerkelijk werk van wil maken. Wij zijn in Nederland veel rijker aan prachtige grote ondernemingen en MKB bedrijven dan we ons realiseren. Als juryvoorzitter van de Koning Willem 1 stichting zie ik tweejaarlijks ca. 70 MKB bedrijven en 30 grote ondernemingen langs komen. Pas dan zie je wat een geweldig ondernemersland wij zijn. Twee weken geleden mocht ik CM.com, een communicatie en fintechbedrijf, als president-commissaris, naar de beurs begeleiden. Twee Eindhoven studenten die respectievelijk als DJ en verzamelaar van 06 nummers, via SMS’jes geld ophaalden om in hun studiekosten te voorzien. Daaruit ontstond CM.com, waarvoor investeerders bij de beursgang 80 miljoen Euro wilde neer leggen. Een geweldig succes van een bedrijf dat per jaar meer dan 30% groeit en daarbij ook nog resultaat maakt. En let wel: geleid door twee ingenieurs. Het kan dus wel.
En natuurlijk zijn er andere mooie voorbeelden. En laten we vooral ook initiatieven als de hyperloop van Hardt en de solarcar van LightYear ondersteunen en niet, zoals in een recente artikel in de Ingenieur, de ideeën al bij voorbaat als onzin beschrijven. Ik heb bij beide enige betrokkenheid, en zelfs als de initiatieven niet zouden slagen is er een enorme kennis ontstaan op veel deelgebieden. En dat komt ons in andere toepassingen dan weer ten goede.
En we kunnen het! Wie realiseert zich dat we met ASML, ASMI en BESI, bijna 90% van de markt voor chipproductiemachines in handen hebben. En ik kan er nog veel meer noemen. Onze zaadveredelingsbedrijven, maar ook innovatieve bedrijven als Coppert Cress in het Westland of het bouwbedrijf Dijkstra Draaisma in Dokkum, die met robots complete wanden van nieuwbouwhuizen produceert. Stuk voor stuk pareltjes. Eind van deze maand mag ik met mijn jury wederom meer dan honderd bedrijven beoordelen en een aantal nomineren voor de Koning Willem 1 onderscheiding.
KIVI
Ten slotte nog enkele woorden over ons Koninklijk Instituut. Ik mocht in de periode 2010 tot 2016 als president leiding geven aan het bestuur. In deze functie heb ik de integratie van KIVI en Niria volledig gemaakt door het vastgoed in de combinatie te brengen en de naam terug te brengen tot KIVI. Ook heb ik getracht het besloten karakter van de vereniging wat meer transparant te maken. In praktische zin gaf ik opdracht de zware voordeur te voorzien van een sensor en een motor zodat deze bij nadering, spontaan zou opengaan. Ik heb me daarbij wel verkeken op de het feit dat ook de deur onder monumentenzorg stond en de doorgesleten scharnieren niet mochten worden vervangen, waardoor het wel om een echte ingenieurs-oplossing vroeg.
Een geweldig moment was het om te horen dat het initiatief om, ter nagedachtenis aan Prins Friso, die bij ons lid was, de Friso Ingenieursprijs in te stellen, door het Koninklijk Huis werd gehonoreerd. En geweldig dat ieder jaar opnieuw de prinsessen Beatrix en Mabel de uitreiking bij wonen. En dat is ook vandaag weer het geval.
Als vereniging zijn we in december negatief in het nieuws geweest. Zoals dat mij pijn deed, zal dat zeker ook bij u het geval zijn. Er is al jaren een ledenverval en jonge ingenieurs hebben minder dan vroeger de neiging om in groepsverband te discussiëren over technologie zaken en met andere ingenieurs mooie bedrijfsbezoeken te doen of gewoon aan de bar bij te praten. Het is echter van het grootste belang dat wij ons instituut levend houden en laten groeien met nieuwe jonge ingenieurs. Ik raad u ook aan om na te denken over de structuur van de organisatie. Ik zie hoe nieuwe en moderne bedrijven volstrekt anders omgaan met structuren en met mensen. Het ontbreken van organisatieschema’s, het verdwijnen van hiërarchie, levert een nieuw soort medewerker op die een extreem grote mate van zelfstandigheid heeft en dat omzet in een geweldige inzet, creativiteit en betrokkenheid. Veel wat jonge bedrijven doen, wordt al gekopieerd in de wat meer conservatieve ondernemingen.
het bedrijf CM.com is het een feest om binnen te komen. Jonge mensen, waaronder veel ingenieurs, die samen werken, samen koken, samen eten en ook samen feesten. KIVI bestuurders, kijk goed hoe deze bedrijven werken. Zij trekken wel de jonge mensen aan, die bij ons ontbreken. Met alle respect, mensen van diverse generaties hebben verschillende behoeften en is het zaak daarop in te spelen. Tenslotte roep ik u op, om problemen binnen KIVI in huis te bespreken en op te lossen. Zoals uit het interview in de pers bleek waren er insiders die meenden hun mening in de krant te moeten uiten. Doe het niet. Wij zijn een koninklijk instituut en laten we ons dus ook koninklijk gedragen.
Ik dank u nogmaals voor het prestigieuze erelidmaatschap en wens KIVI een wonderschone toekomst toe.
Secretariaat: js@vapecon.nl